dim

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dim

Werkwoord

vervoeging van
dimmen

dim

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dimmen
    • Ik dim. 
  2. gebiedende wijs van dimmen
    • Dim! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dimmen
    • Dim je? 

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
dim dimmer dimmest

Bijvoeglijk naamwoord

dim

  1. vaag, wazig
vervoeging
onbepaalde wijs to  dim 
he/she/it  dims 
verleden tijd  dimmed 
voltooid
deelwoord
 dimmed 
onvoltooid
deelwoord
 dimming 
gebiedende wijs  dim 

Werkwoord

dim

  1. overgankelijk donker/duister maken, verdonkeren, verduisteren [1]
  2. overgankelijk dimmen, matigen, temperen
  3. onovergankelijk donker/duister worden
  4. onovergankelijk verflauwen, vervagen; (fig.) afnemen [5], verminderen [1]

Verwijzingen

  1. dim, Online Etymology Dictionary