dilon

Uit WikiWoordenboek

Waals

Uitspraak
  • IPA: /dɨˈlɔ̃/
Woordafbreking
  • di·lon
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontstaan uit het Latijnse dies Lunae (maandag, de dag van de maan(godin)).
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  dilon     li dilon     dilons     les dilons  

Zelfstandig naamwoord

dilon m

  1. maandag


Dagen in het Waals
londi, dilon
maandag
mårdi, dimår
dinsdag
mierkidi, dimiek
woensdag
djudi, diyou
donderdag
vénrdi, divénr
vrijdag
semdi
zaterdag
dimegne
zondag