didactiek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- di·dac·tiek
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Griekse: 'didagma' (onderwijs)
- afgeleid van didactisch met het achtervoegsel -iek [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | didactiek | didactieken |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de didactiek v
- (onderwijs) de kunst van het onderwijzen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord didactiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "didactiek" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ didactiek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be