devius

Uit WikiWoordenboek

Latijn

Uitspraak
  • IPA: /ˈdeː.wɪ.ʲʊs/
Woordafbreking
  • de·vi·us
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van via ("weg") met het voorvoegsel de-.

Bijvoeglijk naamwoord

dēvĭus

  1. afgelegen, eenzaam
  2. verdwaald, van de weg af
Verbuiging