derailleerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·rail·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
derailleren

derailleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van derailleren
    • Ik derailleerde. 
    • Jij derailleerde. 
    • Hij, zij, het derailleerde.