denigreerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·ni·greer·de

Werkwoord

vervoeging van
denigreren

denigreerde

  1. enkelvoud verleden tijd van denigreren
    • Ik denigreerde. 
    • Jij denigreerde. 
    • Hij, zij, het denigreerde.