deftig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- def·tig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘voornaam’ voor het eerst aangetroffen in 1584 [1]
- afgeleid van deft met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | deftig | deftiger | deftigst |
verbogen | deftige | deftigere | deftigste |
partitief | deftigs | deftigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
deftig
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord deftig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "deftig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "deftig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ deftig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Duits
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- (17e eeuw) Leenwoord uit Nederlands deftig
Bijvoeglijk naamwoord
deftig
- (taalgebruik) plat, direkt, zonder opsmuk
- (kookkunst) stevig, hartig, voedzaam
- (handel) exorbitant
- (sport) verpletterend (van nederlagen)
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ig in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Duits
- Woorden in het Duits van lengte 6
- Woorden in het Duits met audioweergave
- Woorden in het Duits met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Duits
- Kookkunst in het Duits
- Handel in het Duits
- Sport in het Duits