dedain

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·dain
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans dédain, in de betekenis van ‘minachting’ aangetroffen vanaf 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dedain -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het dedaino

  1. neerbuigend gebrek aan respect
    • Het dedain stond op zijn gezicht te lezen. 
Schrijfwijzen
  • dédain (officiële spelling tot 2006)
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen