declasseren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  declasseren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• de·clas·se·ren

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uit een lijst schrappen’ voor het eerst aangetroffen in 1912
• afgeleid van het Franse classer (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren)

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
declasseren	declasseerde	gedeclasseerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

declasseren

1. overgankelijk uit een lijst of rangorde schrappen, in een lagere klasse plaatsen, aan lager wal brengen
2. overtroeven, vernederen, wegspelen

Afgeleide begrippen

• declassering

Antoniemen

• classeren

Vertalingen

    2. overtroeven, vernederen   

Frans: déclasser (fr)

Spaans: aventajar (es)

Gangbaarheid

• Het woord declasseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.