declameerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·cla·meer·de

Werkwoord

vervoeging van
declameren

declameerde

  1. enkelvoud verleden tijd van declameren
    • Ik declameerde. 
    • Jij declameerde. 
    • Hij, zij, het declameerde.