declamatie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·cla·ma·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord declamatie declamaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de declamatiev [3]

  1. voordracht, de kunst van (gedichten) voordragen
  2. voordracht
     Deze indrukwekkende demonstratie van betrokkenheid van de kant van de majordomus had een onverwachte uitwerking op de gevleide dichteres. Ze begon te schateren, waarbij zichtbaar werd hoe haar tanden verankerd waren in de met roze tandvlees overtrokken mandibula van haar schedel. Het was bijna angstaanjagend hoe grappig zij de goedbedoelde declamatie van haar eigen meesterwerk achtte.[4]

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen