dagtocht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dag·tocht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dag en tocht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagtocht | dagtochten |
verkleinwoord | dagtochtje | dagtochtjes |
Zelfstandig naamwoord
de dagtocht m
- Een reis of tocht die één dag duurt.
- Zij maakten een dagtochtje naar Amsterdam.
Gangbaarheid
- Het woord dagtocht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dagtocht" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be