dagdromen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dag·dro·men
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dag en dromen [1]
Werkwoord
dagdromen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dagdromen |
dagdroomde |
gedagdroomd |
zwak -d | volledig |
- fantaseren over de toekomst
- Ik dagdroomde over een lange fietsvakantie door Nederland.
- Misschien heb ik iets gemist hoor, maar wat is er mis met zinloos vergaderen? Het is de ideale plek voor een powernap op kantoor en je kan er ook fijn je werk afmaken, je appjes beantwoorden, dagdromen over de nieuwe stagiair en je Twitter en Facebook bijwerken.[3]
- ▸ Naast haar stond een bijpassende handtas waarover iedere modebewuste vrouw dagdroomde.[4]
- zich in een half slapende toestand bevinden
- Piet wordt eens wakker! Wat zit je nu weer te dagdromen.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Zelfstandig naamwoord
de dagdromen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord dagdroom
Gangbaarheid
- Het woord dagdromen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dagdromen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ dagdromen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Japke-d. Bouma 12 oktober 2016
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %