dør

Uit WikiWoordenboek

Deens

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse dyrr.

Werkwoord

dør

  1. tegenwoordige tijd van
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   dør     døren     døre     dørene  
genitief   dørs     dørens     døres     dørenes  

Zelfstandig naamwoord

dør g

  1. deur

Verwijzingen