croissant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

croissant
Uitspraak
Woordafbreking
  • crois·sant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘halvemaanvormig broodje’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
  • Komt van fr. croissant (wassende maan), van fr. croître (groeien), van lat. crescere (idem).
enkelvoud meervoud
naamwoord croissant croissants
verkleinwoord croissantje croissantjes

Zelfstandig naamwoord

de croissantm

  1. (voeding) halvemaanvormig broodje gebakken van bladerdeeg
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen