correspondeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cor·res·pon·deert

Werkwoord

vervoeging van
corresponderen

correspondeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van corresponderen
    • Jij correspondeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van corresponderen
    • Hij correspondeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van corresponderen
    • Correspondeert!