correlatief

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cor·re·la·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van relatie met het voorvoegsel cor- en met het achtervoegsel -ief
enkelvoud meervoud
naamwoord correlatief correlatieven
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

het correlatiefo

  1. (grammatica) antecedent waarop een betrekkingswoord slaat
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen correlatief correlatiever correlatiefst
verbogen correlatieve correlatievere correlatiefste
partitief correlatiefs correlatievers -

Bijvoeglijk naamwoord

correlatief

  1. in correlatie tot elkaar staand, gecorreleerd zijn
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid