continueren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  continueren    (hulp, bestand)
• IPA: /ˌkɔntinyˈweːrə(n)/

Woordafbreking

• con·ti·nu·e·ren

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voortzetten’ voor het eerst aangetroffen in 1400
• afgeleid van het Franse continuer (met het voorvoegsel con-) en met het achtervoegsel -eren
  

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
continueren	continueerde	gecontinueerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

continueren

1. overgankelijk voortzetten

   • Door het bedrijf van zijn vader over te nemen, continueert hij een oude familietraditie. 

2. een rechtszaak uitstellen

Synoniemen

• doordouwen

Hyponiemen

• discontinueren

Afgeleide begrippen

• continuant, continuatie, continuering

Vertalingen

    1. voortzetten   

Baskisch: jarraitu (eu) Catalaans: continuar (ca), fer durar (ca) Deens: fortsætte (da), vare (da) Duits: fortsetzen (de), weiterhin (de) Engels: continue (en) Esperanto: daŭrigi (eo), daŭri (eo), adi (eo) Estisch: jätkama (et) Faeröers: vara (fo) Fins: jatkaa (fi), kestää (fi) Frans: continuer (fr) Fries: duorje (fy) Grieks: συνεχίζω (el) Hebreeuws: להמשיך (he)

Hongaars: folytat (hu), tart (hu) Ido: durar (io) Italiaans: continuare (it), proseguire (it), seguitare (it), durare (it) Japans: 続ける (ja) klassiek Hebreeuws: יסף (hbo) v Papiaments: kontinuá, dura Pools: kontynuować (pl), trwać (pl) Portugees: continuar (pt) . prosseguir (pt) Russisch: продолжить (ru) Spaans: continuar (es), seguir (es), proseguir (es) Tsjechisch: pokračovat (cs) Zoeloe: -qhubeka (zu) Zweeds: fortsätta (sv)

Gangbaarheid

• Het woord continueren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "continueren" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
93 %	van de Vlamingen.