consensus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·sen·sus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘eenstemmigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord consensus
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de consensusm

  1. overeenstemming binnen een gemeenschap, een groepering
    • Helaas is er in de wereld geen consensus over hoe men burgeroorlogen kan doen eindigen. 
  2. de methode om binnen een groepering een gezamelijke overeenstemming te bereiken
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

consensus

  1. consensus; overeenstemming binnen een gemeenschap, een groepering.
  2. consensus; de methode om binnen een groepering een gezamelijke overeenstemming te bereiken.


Frans

Zelfstandig naamwoord

consensus m

  1. consensus; overeenstemming binnen een gemeenschap, een groepering.
  2. consensus; de methode om binnen een groepering een gezamelijke overeenstemming te bereiken.