confectie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·fec·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘in massa gemaakte kleding’ voor het eerst aangetroffen in 1895 [1]
  • afgeleid van het Latijnse facere (maken) met het voorvoegsel con- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord confectie -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de confectiev

  1. confectiekleding. Kleding die in massa geproduceerd wordt
    • Dat is de kleine man, die kleine burgerman
      Zo'n hele kleine man met een confectiepakkie an
      De man die niks verdragen kan blijft altijd onder Jan
      Zo'n hongerlijer, zenuwelijer van een kleine man [3]
       
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen