compromisloos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pro·mis·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen compromisloos compromislozer compromisloost
verbogen compromisloze compromislozere compromislooste
partitief compromisloos compromislozers -

Bijvoeglijk naamwoord

compromisloos

  1. zonder compromis
    • Met de compromisloze president viel niet te onderhandelen. 
     Ik kon mij voorstellen dat haar poëzie compromisloos experimenteel zou zijn, en van een aantrekkelijke eenzelvige gekte, die in feite een getormenteerde en door geen criticus begrepen verschijningsvorm was van passie die woedde als een uitslaande brand.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 31