competentiegeschil
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·pe·ten·tie·ge·schil
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van competentie en geschil
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | competentiegeschil | competentiegeschillen |
verkleinwoord | competentiegeschilletje | competentiegeschilletjes |
Zelfstandig naamwoord
het competentiegeschil o
- onenigheid aangaande de bevoegdheid
Gangbaarheid
- Het woord competentiegeschil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.