compenseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pen·seert

Werkwoord

vervoeging van
compenseren

compenseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compenseren
    • Jij compenseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compenseren
    • Hij compenseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van compenseren
    • Compenseert!