compartimenteerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·par·ti·men·teer·den

Werkwoord

vervoeging van
compartimenteren

compartimenteerden

  1. meervoud verleden tijd van compartimenteren
    • Wij compartimenteerden. 
    • Jullie compartimenteerden. 
    • Zij compartimenteerden.