comparant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pa·rant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit Frans comparant, tegenwoordig deelwoord van Oudfrans comparoir ‘compareren’, uit Latijn comparēre ‘verschijnen, zich vertonen’.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord comparant comparanten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de comparantm

  1. (juridisch) iemand die voor een notaris of een rechter verschijnt om iets te regelen of te verklaren
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

62 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Frans

Werkwoord

comparant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van comparer