collectioneren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • col·lec·ti·o·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
collectioneren
collectioneerde
gecollectioneerd
zwak -d volledig

Werkwoord

collectioneren [1]

  1. overgankelijk verzamelen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen