codificeren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: codificeren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- co·di·fi·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘tot een wetboek maken’ voor het eerst aangetroffen in 1875 [1]
- afgeleid van het Franse codifier (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
codificeren |
codificeerde |
gecodificeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
codificeren
- overgankelijk in wettekst vastleggen
Gangbaarheid
- Het woord codificeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "codificeren" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "codificeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 81 %
- Prevalentie Vlaanderen 78 %