citadel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

de citadel van Lourdes
Uitspraak
Woordafbreking
  • ci·ta·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘deel van vestingwerk’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord citadel citadels
citadellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de citadelv / m

  1. (bouwkunde) (militair) versterking die een vestingstad domineert, hetzij om de inwoners van die stad onder bedwang te houden, hetzij om weerstand te kunnen blijven bieden als de rest van de stad mocht vallen
    • Het Carlton, een luxehotel tegenover de Citadel, is weg: opgeblazen door rebellen die een tunnel hadden gegraven tot onder het gebouw. In de Omayyadenmoskee zijn weer - lokale - toeristen. Maar de moskee moet het sinds 2013 doen zonder de minaret uit de elfde eeuw. Er heerst vooral stilte in de oude stad. De wind maakt muziek met los hangend metaal. Hier en daar klinkt getimmer waar handelaars voorzichtig zijn begonnen met reparatiewerkzaamheden.[4] 
    • Op 2 februari 2016, rond drie uur in de middag, ziet de kapitein van bulktanker Nave Jupiter vanaf de brug twee snelle sloepjes naderen. Hij weet direct hoe laat het is en begint ontwijkende manoeuvres uit te voeren. Eenmaal dichterbij gekomen openen de piraten het geweervuur en bekogelen ze het schip met zelfgemaakte explosieven. Het lukt drie kapers om via een meegebrachte ladder aan boord te klimmen en de brandstoftoevoer naar de machinekamer af te snijden. Op bevel van de kapitein heeft de bemanning zich al teruggetrokken in de citadel, het meest ondoordringbare deel van het schip. De piraten proberen met geweld toegang tot de citadel te verkrijgen, maar dat mislukt. Nadat ze de meeste communicatie-apparatuur van het schip hebben vernield en persoonlijke bezittingen van de bemanning hebben ingeladen, vertrekken ze.[5]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen