cis

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Ciscis-, sis
A 1. Notatie een "cis"

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cis
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] (muziek) van Duits Cis, in de betekenis van ‘met een halve toon verhoogde c’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1] [2]
c met het achtervoegsel -is
  • [B] van Latijn  cis vz  "aan deze kant van"
    • als aanduiding voor 'identificatie met dezelfde sekse (of gender) als bij de geboorte' via Amerikaans Engels cis
      De introductie en de verbreiding van in laatstgenoemde betekenis is geïnspireerd door het werk van de Duitse seksuoloog V. Sigusch op Wikipedia (de). De term raakte in Nederland in 2014 bekend door de aangekondigde mogelijkheid op Facebook om uit 56 genderidentiteiten te kiezen. [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord cis cissen
verkleinwoord cisje cisjes

Zelfstandig naamwoord

[A] cis v / m

  1. (muziek) een met een halve toon verhoogde toon "c"
    • De toon “cis” klinkt in de getempereerde stemming, gelijk aan de toon “des”. 
  2. (muziek) de grondtoon (tonica) van de “cis-mineurtoonladder”, tevens een korte aanduiding van die toonladder
    • Op de notenbalk van een sonate in cis, staan vier kruisen als voortekens. 
  3. (muziek) de grondtoon van het “cis-mineurakkoord”, de kleine drieklank op de eerste trap (tonica-akkoord) van de kleinetertstoonladder op die toon
    • De drie tonen van het cis-mineurakkoord (symbool: C#m) in grondligging, zijn: cis - e - gis. 
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
stellend
onverbogen cis
verbogen -

Bijvoeglijk naamwoord

[B] cis

  1. (scheikunde) gelegen aan dezelfde kant van een dubbele binding of centraal atoom (binnen een molecuul)
     Vetzuren in voeding kunnen dus dubbele bindingen met een cis of trans configuratie vertonen. De cis configuratie is de vorm, waaronder de meeste natuurlijke vetzuren voorkomen.[4]
  2. (lhbt) (neologisme) met een geslachtelijke identiteit die overeenkomt met de biologische sekse bij geboorte
     Weinig letters, doch één van de heetste hangijzers in de transgender-game. Een cis male is iemand die geboren is als man, en die zich met het mannelijke gender kan identificeren. Een gewone man dus, want de mentale en fysieke seksen zitten gebroederlijk op één lijn. De term 'gewoon' is echter niet zo gewoon, dus man wordt cis man. Ditzelfde geldt voor cis vrouwen. Er is ook weerstand tegen de term, omdat deze weer nadelige connotatie zou meebrengen voor non-transgenders.[5]
Typische woordcombinaties
  • cis man
  • cis vrouw
  • cis gender
Antoniemen

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. cis op website: Etymologiebank.nl
  2. "cis" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3. Volkmar Sigusch, "Die Transsexuellen und unser nosomorpher Blick". In: Zeitschrift für Sexualforschung. deel 3–4, 1991: p. 225–256 en 309–343. ISSN 0932-8114.
  4. Bronlink geraadpleegd op 26 juli 2020 Weblink bron Transvetzuren in onze voeding: huidige stand van zaken in: Tijdschrift voor voeding en diëtetiek, jrg. 42 nr. 1 (februari 2016)
  5. Bronlink Weblink bron
    Twan Stoffels
    “Waarom kun je op Facebook kiezen uit 56 genderidentiteiten?” (27 mei 2014) op vice.com
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • cis

Zelfstandig naamwoord

cis o

  1. (muziek) de toon ”cis”
  2. (muziek) cis: korte aanduiding van de toonaard “cis-mineur
    «Eine Sonate in cis
    Een sonate in cis kleine terts.
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen


Latijn

Voorzetsel

cĭs + accusatief

  1. aan deze kant van
    «Cis Padum.»
    Aan deze kant van de Po.
Synoniemen