cirkels

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cir·kels

Zelfstandig naamwoord

de cirkelsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord cirkel
     Haar geest werd ruw losgekoppeld, hartstocht nam de controle over haar lichaam over. Terwijl zijn vingertoppen op verkenning gingen, draaide zijn tong trage cirkels rond haar tepel.[1]

Verwijzingen