chaos

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Chaoskaos

Nederlands

chaos
Uitspraak
Woordafbreking
  • cha·os
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘wanorde’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
  • van het Oudgrieks χάος [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord chaos -
verkleinwoord chaosje chaosjes

Zelfstandig naamwoord

de chaosm

  1. grote wanorde, ongeordendheid, verwarring
    • De stroomstoring zorgde voor chaos.  [3]
  2. (wiskunde) praktisch onvoorspelbaarheid van uitkomsten die in sommige ingewikkelde stelsels van vaste rekenregels ontstaat door minieme verschillen in beginwaarden
    • Chaos is het effect van exponentieel toenemende onzekerheid. 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
chaos chaoses

Zelfstandig naamwoord

chaos

  1. chaos


Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

chaos m

  1. chaos
Verwante begrippen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • cha·os
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

chaos monbezield

  1. chaos
Verbuiging
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Verwijzingen