chagrijn

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  chagrijn    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• cha·grijn

Woordherkomst en -opbouw

• Van het Franse chagrin, in de betekenis van ‘verdrietige ontevredenheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1720

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	chagrijn	chagrijnen
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

het chagrijn o

1. ontevreden stemming

   • Wat een chagrijn hier overal, zeg. 

2. (informeel) chagrijnig persoon

   • Wat ben jij een stuk chagrijn! 

3. (materiaalkunde) hard, fijn gekorreld ('Turks') leer, segrijn

Afgeleide begrippen

• [1-2] chagrijnig
• [3] chagrijnleer

Werkwoord

vervoeging van
chagrijnen

chagrijn

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chagrijnen
   

   • Ik chagrijn. 

2. gebiedende wijs van chagrijnen
   

   • Chagrijn! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van chagrijnen
   

   • Chagrijn je? 

Gangbaarheid

• Het woord chagrijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "chagrijn" herkend door:

95 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.