cellofaan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cel·lo·faan
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘doorzichtig verpakkingsmateriaal’ voor het eerst aangetroffen in 1934 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cellofaan | |
verkleinwoord | cellofaantje | cellofaantjes |
Zelfstandig naamwoord
het cellofaan o
- transparant materiaal gemaakt van cellulose, in dunne vellen gewoonlijk in gebruik voor vochtdicht afsluiten van etenswaren
- Het vlees zit in een cellofaantje verpakt.
- oude bioscoopfilms zijn gemaakt van cellofaan.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord cellofaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cellofaan" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "cellofaan" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be