cellist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cel·list
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cellist | cellisten |
verkleinwoord | cellistje | cellistjes |
Zelfstandig naamwoord
de cellist m
- (muziek) (beroep) musicus die een violoncello of kortweg een cello bespeelt
- De cellist vertolkte de cellosuite No. 1 van Bach.
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. musicus die een violoncello of kortweg een cello bespeelt
Gangbaarheid
- Het woord cellist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cellist" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ist in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Muziek in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 89 %