cardioloog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

A. Dunning een bekend Nederlands cardioloog.
Uitspraak
Woordafbreking
  • car·dio·loog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cardioloog cardiologen
verkleinwoord cardioloogje cardioloogjes

Zelfstandig naamwoord

de cardioloogm

  1. (beroep) (medisch) een medisch specialist die zich bezighoudt met het opsporen, diagnosticeren en behandelen van hartziekten
    • - De hartchirurg opereert, maar een dotter-procedure kan gedaan worden door een cardioloog. 
    • - Een paar jaar geleden zat ik zelf in de spreekkamer van de cardioloog vanwege hartritmestoornissen. Hij wilde mij een bepaald medicijn voorschrijven, waarvan ik gehoord had dat het bij vrouwen heel anders uitwerkt dan bij mannen. ‘Maakt het uit dat ik een vrouw ben, voor dit medicijn?’, vroeg ik. De cardioloog bleef op zijn beeldscherm kijken en zei geïrriteerd: ‘Er is geen verschil.’ Ik had thuis literatuur waaruit het tegendeel bleek. De cardioloog was niet nieuwsgierig: ‘Dat is allemaal onbewezen en onzin.’ En hij deed de deur voor mij open. ‘Volgende?’[1] 
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jannet Vaessen NRC 7 april 2016
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be