cafetaria

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

cafetaria = frituur
Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·fe·ta·ria
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘snelbuffet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1937 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cafetaria cafetaria's
verkleinwoord cafetariaatje cafetariaatjes

Zelfstandig naamwoord

de cafetariav / m

  1. een eenvoudige eetgelegenheid, waar men vooral gefrituurde gerechten kan eten
    • Ik bestelde een patat met en een kroket aan de balie van de cafetaria. 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen