caddie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cad·die
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘drager van golfsticks’ voor het eerst aangetroffen in 1917 [1]
  • van het Engelse 'caddy'
enkelvoud meervoud
naamwoord caddie caddies
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de caddiem

  1. boodschappenwagentje in een supermarkt
  2. (sport) (beroep) iemand die bij het golfspel de clubs draagt (en de speler ook soms raad geeft)
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen