burgertrut

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bur·ger·trut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord burgertrut burgertrutten
verkleinwoord burgertrutje burgertrutjes

Zelfstandig naamwoord

de burgertrutv

  1. (pejoratief) vrouw met een alledaags leven en bekrompen opvattingen
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen