buitensluiting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[2] buitensluiting wordt aangebracht
Uitspraak
Woordafbreking
  • bui·ten·slui·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buitensluiting buitensluitingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

buitensluiting v [2]

  1. het zorgen dat iets of iemand niet binnen kan komen
     Wie, met buitensluiting van alle daglicht, twee eenpersoons matrassen in de etalage had staan, en in de kelder een magazijn voor nog drie of vier had ingericht, noemde zijn nering Het Beddenpaleis.[3]
     Vier op de tien zegt tegen NOS op 3 dat ze inderdaad wangedrag meemaken, zoals een conflict met hun promotor, pesten of buitensluiting. Maar ze noemen ook voorbeelden van racisme, seksisme en seksueel grensoverschrijdend gedrag.[4]
  2. deel van een windmolen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. buitensluiting op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 februari 2022 Weblink bron “'Een dictator als promotor': ombudsman moet jonge wetenschapper helpen” (13-07-2021), NOS