brulden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- brul·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
brullen |
brulden
- meervoud verleden tijd van brullen
- Wij brulden.
- Jullie brulden.
- Zij brulden.
- Wij brulden.
- ▸ Johannes aangename herinneringen uit Hamar barstten als een zeepbel toen de coupédeur met geraas werd opengetrokken en twee Duitse grenspolitieagenten met een in burger geklede chef op de achtergrond binnen kwamen stampen en brulden om documenten.[1]
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628265