brulden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brul·den

Werkwoord

vervoeging van
brullen

brulden

  1. meervoud verleden tijd van brullen
    • Wij brulden. 
    • Jullie brulden. 
    • Zij brulden. 
     Johannes aangename herinneringen uit Hamar barstten als een zeepbel toen de coupédeur met geraas werd opengetrokken en twee Duitse grenspolitieagenten met een in burger geklede chef op de achtergrond binnen kwamen stampen en brulden om documenten.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628265