brosser

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bros·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brosser brossers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de brosserm

  1. iemand die niet aanwezig is waar hij hoort te zijn, iemand die verzuimt
Synoniemen

Bijvoeglijk naamwoord

brosser

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van bros

Gangbaarheid

47 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]


Frans

Uitspraak

Werkwoord

se brosser

  1. wederkerend zich borstelen
  2. wederkerend (spreektaal) lang wachten, op een houtje bijten
    «Tu peux te brosser
    Schrijf dat maar op je buik! [2]
Synoniemen

Verwijzingen