broekenman

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

stoere broekenman
Uitspraak
Woordafbreking
  • broe·ken·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord broekenman broekenmannen
broekenlieden
broekenlui
verkleinwoord broekenmannetje broekenmannetjes

Zelfstandig naamwoord

de broekenmanm

  1. klein jongetje dat pas sinds korte tijd een broek aanheeft
    • Het land waardoor hij reist is de afgelopen vijftig jaar meer veranderd dan in de vier eeuwen daarvoor. Sporadisch stuit Geert Mak nog op 'een klein gat in de tijd', zoals in Leidschendam. Dat is de wereld van zijn vader als kleine broekenman: 'de krullerige lantaarnpalen, het sluiswachtershuisje, de houten banken, de mannen die hun brood zitten te eten, hoestend in de ochtendnevel'.[3] 
    • Van de zes levenden zijn de meesten overigens ook niet bepaald jong. Mary Douglas, de Britse antropologe is van 1921 en nadert dus de tachtig, Hofstede zelf is van 1928 en Habermas van 1929. Bourdieu en Derrida zijn beiden van 1930. Die zijn dus allemaal rond de zeventig. Er is maar één broekenman bij, de Britse socioloog Anthony Giddens, die van 1938 is en dus dit jaar zestig wordt. Als je de hele groep overziet, kun je constateren dat de meest geciteerde sociale wetenschappers gemiddeld honderdtwintig jaar geleden zijn geboren. Is het niet vreemd dat een zo jonge tak van wetenschap voornamelijk te rade gaat bij mensen die al zo lang dood zijn? Is het niet vreemd dat de schaarse levenden gemiddeld zeventig jaar oud zijn? Zegt dit iets over de sociale wetenschappen of over de citatie-index of over allebei?[4]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. broekenman op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Roelof van Gelder 6 maart 1998
  4. NRC H.L. Wesseling 15 januari 1998
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be