broeien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • broei·en
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘heet worden’ voor het eerst aangetroffen in 1080 [1]
  • afgeleid van broei met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
broeien
broeide
gebroeid
zwak -d volledig

Werkwoord

broeien [3] [4]

  1. absoluut heet worden door gisting
  2. absoluut in het geheim gaande zijn
  3. overgankelijk in een broeikas vroeger doen bloeien of rijpen
  4. overgankelijk in de broeikuip doen gisten
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen