bretaňský

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /brɛtaɲskiː/

Woordafbreking

• bre·taň·ský

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van de eigennaam Bretaň met het achtervoegsel -ský.

Bijvoeglijk naamwoord

bretaňský

1. (demoniem) Bretons; met betrekking tot de regio Bretagne.
2. (demoniem) Bretons; met betrekking tot het schiereiland Bretagne.
3. (demoniem) Bretons; met betrekking tot het voormalig koninkrijk Bretagne.
4. (taal) Bretons; met betrekking tot de Keltische taal, het Bretons.

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	bretaňský		bretaňská	bretaňské	bretaňští	bretaňské		bretaňská
genitief	bretaňského		bretaňské	bretaňského	bretaňských
datief	bretaňskému		bretaňské	bretaňskému	bretaňským
accusatief	bretaňského	bretaňský	bretaňskou	bretaňské	bretaňské			bretaňská
vocatief	bretaňský		bretaňská	bretaňské	bretaňští	bretaňské		bretaňská
locatief	bretaňském		bretaňské	bretaňském	bretaňských
instrumentalis	bretaňským		bretaňskou	bretaňským	bretaňskými

Synoniemen

• bretonský
• bretagneský

Afgeleide begrippen

• bretaňsky (bw.)

Verwante begrippen

• Bretonec m
• Bretonka v

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)