brat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brat -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het brato

  1. (textielindustrie) weefsel met een schering uit zijde en een inslag van wol, onder meer gebruikt voor het maken van kousen
    • Geen trots verbergt zich meer in 't doorgesleten brat:
      Het oog der wereld ziet de scheuren, (…)
       [3]
  2. (textielindustrie) goedkoper garen uit wol, gebruikt om gaten in kousen, ontstaan door slijtage, te weer dicht te maken
    • Merkwaardig is dat vroeger een mindere soort van sajet, gebruikt voor het stoppen en mazen van kousen, zowel door de winkelier als door de huisvrouw brat werd genoemd. [4]
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

19 % van de Nederlanders;
17 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen


Pools

Zelfstandig naamwoord

brat m

  1. (familie) broer
    «Mam dwóch braci i dwie siostry.»
    Ik heb twee broers en twee zussen.
Verbuiging