braniemaker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bra·nie·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord braniemaker braniemakers
verkleinwoord braniemakertje braniemakertjes

Zelfstandig naamwoord

braniemaker m [1]

  1. opschepperige, drukke, vermetele jongeman
     De braniemaker van weleer was eind december goed op dreef bij het olympisch kwalificatietoernooi in Heerenveen, maar werd daarna ziek. Gordelroos en het ontbreken van zijn Russische coach op de Spelen omdat het Internationaal Olympisch Comité de Russen daar niet wilden zien, braken hem in de aanloop naar Pyeongchang op.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2023 Weblink bron “Verweij sluit moeizame Spelen alsnog af met brons” (Zaterdag 24 februari 2018, 12:55), NOS