brandschatting

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·schat·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandschatting brandschattingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de brandschattingv [1]

  1. (militair) plundering onder bedreiging van het verbranden van huizen en ander eigendom
     Hij was een meedogenloos bevelhebber met als enige strategie: 'Vernietig de troepen en verbrand de dorpen' – en hoewel hij bij het volgen daarvan ook de burgerbevolking niet ontzag en verkrachting, plundering en brandschatting toeliet of zelfs aanmoedigde, moesten zijn tegenstanders erkennen dat hij uiteindelijk meestal een volledige overwinning behaalde.[2]
     De opgewonden vreugde na de verovering van Breda is allang verlopen in onvree en verzet, de uitrusting en voedselvoorziening van het leger zijn nog veel slechter dan in België, er wordt geplunderd bij de boeren, er is desertie en brandschatting, de berichtendienst werkt hortend en onbetrouwbaar.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. James Albert Michener
    “Polen : roman over de strijd van het Poolse volk door de eeuwen heen” (1984), Van Holkema & Warendorf op Wikipedia, ISBN 9026978073
  3. Johanna van Ammers-Küller
    “Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723