brancard

Uit WikiWoordenboek
Patiënt op brancard

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bran·card
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘draagbed’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • Leenwoord uit het Frans.
enkelvoud meervoud
naamwoord brancard brancards
verkleinwoord brancardje brancardjes

Zelfstandig naamwoord

de brancardm

  1. (medisch) een draagbaar bedoeld om patiënten te vervoeren die niet ambulant zijn
    • Er kwamen verzorgers het veld op met een brancard om de geblesseerde speler van het veld te dragen. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
Woordafbreking
  • bran·card
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  brancard     le brancard     brancards     les brancards  
Woordherkomst en -opbouw

brancard m

  1. brancard