bracket
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- brac·ket
Woordherkomst en -opbouw
- van het Engelse 'bracket'
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bracket | brackets |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bracket m
- (werktuigbouwkunde) gedeelte van het fietsframe waarin de trapas is gemonteerd
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'bracket' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.