bouwval
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bouw·val
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bouw en val
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwval | bouwvallen |
verkleinwoord | bouwvalletje | bouwvalletjes |
Zelfstandig naamwoord
de bouwval m
- overblijfsel van een gebouw.
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bouwval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bouwval" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be